Citadel
Belgrado, 14 mei 2011
De stad is gevoeglijk relaxt. De oude citadel, werelderfgoed, biedt een panorama over de stad en de Donau. Vervallen Sovjetgebouwen in de buitenring van de stad weerhouden mensen niet om hun weg vrolijk te vervolgen. Dichter bij het centrum neemt het aantal monumentale panden toe. In een winkelstraat zien we een Gaddafi-demonstratie: tussen grote affiches met foto’s van Gaddafi ondertekenen voorbijgangers een petitie om de Libiër te ondersteunen in zijn strijd tegen de NAVO.
Baltic
Letland, 5 augustus 2004
Ik begeef me in de trein van Letland naar Litouwen, de trein die om 6.05 u. uit Daugavpils vertrok, mijn instapstation. Het perron was afgezet door een twintigtal militairen. Twee sjouwden er met een groot ijzeren bord met de tekst: “CONTROL”. Mijn paspoort werd zes keer omgedraaid. Een uur later word ik in de trein opnieuw geïnspecteerd door enkele Litouwse militairen in camouflagepak. De trein wordt voortgetrokken door een bonkige Sovjetdiesellokomotief. Zwarte inktpluimen stuwen langs mijn raam het landschap in, dat zich over velden en bossen uitstrekt. Op een stationnetje voltrekt zich een kleine familiereünie; hartelijkheid rondom een rode roos. Ook in de dorpen zien de vrouwen er uit alsof ze net van de catwalk zijn gestapt. De trein beschikt over een radio. Litouwse muziek vult de ruimte.
Bericht Dablad Suriname 4 oktober 2005
Paramaribo- Het ecoresort Palumeu, nabij het gelijknamige indianendorp in het Amazone regenwoud, is voor de bezoeker een openbaring. Verstoken van elektriciteit, telefoon, televisie en internet, is de toerist aangewezen op de prachtige sterrenhemel als beeldscherm en de kakofonie van krekels, kikkers, vogels en brulapen als achtergrondmuziek. Toch is de moderniteit ook hier in aantocht. Het indianendorp staat op het kruisvlak van veranderingen waarvan niet duidelijk is of de voordelen de nadelen overstemmen.
Wèl duidelijk is dat de identiteit van het dorp een metamorfose ondergaat: de DVD-spelers in de houten woninkjes wachten in hun verpakking op elektriciteit. De paradijselijke omgeving, de rijke natuur, de serene stilte en de exotische geur voeren naar absolute rust. Toerisme wordt alleen kleinschalig toegepast, met respect voor natuur en omgeving. Een bezoek aan Palumeu is een buitenkans die vanwege de hoge prijs van € 400,- voor weinig Surinamers is weggelegd. Wie verder kijkt dan het menu van de touroperator ziet dat traditionele rituelen alleen nog aan de buitenlandse toerist worden voorgeschoteld door enkele dorpsoudsten. De jongere generatie legt zich toe op Air Nikes, reggae en salsa. Tegelijk blijft het gemeenschapsleven domineren. Het dorp heeft stromend water noch elektriciteit. Met een dieselaggregaat wordt beperkt stroom opgewekt. Water wordt uit de rivier gehaald. De Trio- en Wajana-indianen van het dorp zitten vaak bij elkaar om naar Surinaamse R&B-clips of Amerikaanse actiefilms te kijken voor één van de huisjes. Het eigen gemaakte cassavebier of cassiri wordt daarbij rijkelijk geschonken vanuit grote plastic vaten in aluminium pannetjes. Peuters drinken het al. Vooruitlopend op de elektriciteitsvoorziening die door ingenieurs uit Paramaribo nog dit jaar zal worden aangelegd met een stuwdam, hebben verschillende bewoners elektrische apparaten aangeschaft. Voorlopig nog in dozen bewaard.
Aan de rand van het dorp staat sinds 1999 een schoolgebouw met enkele lokalen. De school is bekostigd door de Nederlandse Magreet Kauffman Foundation. Het Ministerie van Onderwijs financiert de leerkrachten. Twee dorpsbewoonsters zijn opgeleid tot assistent-leerkracht. Één van de doelen van de stichting is twijfelachtig: “Onderwijs kan de cultuur van de indianen zoals die nu is, in stand houden.” aldus een rapport van Kauffman. Beheersing van de Nederlandse taal betekent echter een mogelijke sprong naar Paramaribo, dat een grote aantrekkingskracht uitoefent op de jeugd van het dorp. Volgens Merilou Sapa, één van de assistent-leerkrachten, is de kans aanwezig dat jongeren na de basisschool naar Paramaribo vertrekken en het dorp de rug toekeren, met mogelijke negatieve gevolgen voor de toekomst van het dorp en de cultuur. Tegelijk ziet ze dat de interesse in het Nederlands beperkt is. De voertaal is de eigen taal en niet het Nederlands. “Ouderen hebben weinig belangstelling voor het Nederlands. Die willen liever dat hun kinderen leren een boot te maken en te vissen.” vertelt Sapa. Trots vertelt ze over de eerste drie kinderen die met een diploma van de basisschool een vervolgopleiding in Paramaribo gaan volgen. Een paar dagen later ziet een geëmotioneerde vader zijn twaalfjarige reeds gehuwde dochter het vliegtuig instappen, op weg naar het MULO-internaat in Paramaribo.
Palumeu is grotendeels zelf voorzienend. De natuurlijke omgeving biedt hout, wild, vis, cassave en vruchten. Een deel van de indianen verdient op het resort een inkomen met banen in de keuken, de schoonmaak en de bediening. Daarnaast verkopen de vrouwen uit het dorp handgemaakte souveniers aan toeristen. Hiermee wordt de gemeenschap afhankelijk van de stedelijke economie en ontstaat ook de behoefte aan moderne producten. Vanuit Paramaribo wordt door touroperator METS goederen en brandstof ingevlogen. Veel bewoners vinden de verdiensten te beperkt. Bovendien is de eigen invloed op de ontwikkeling van het resort gering. METS bepaalt wat er gebeurt. Luchtvaartsmaatschappij SLM heeft bovendien 80% van de aandelen van het resort in handen. De beter betaalde banen in het management en het beheer worden door niet-bewoners ingevuld. Voor een grotere invloed van de bewoners is een omslag nodig bij de indianen en de touroperator. Wellicht kan een nieuwe in Paramaribo opgeleide generatie het tij keren.
Binnenland
Palumeu, 26 september 2005
Met een fragiel kistje, een Twinotter, landen we in Palumeu op een airstrip in het regenwoud, niet ver van de Brazilliaanse grens. Onderweg veel turbulentie. Uiteindelijk is de piloot lager gaan vliegen. Een indrukwekkende natuur strekt zich uit tot aan de horizon, zowel in de lucht als bij aankomst. We worden voorgesteld aan het vaste bedienend en schoonmakend personeel, dat bestaat uit enkele indianen uit het nabijgelegen dorp van Wajana- en Trio-indianen. Zij werken op het ecoresort. De zuiverheid aan indrukken is overweldigend: de geur, de rust, de stilte en de omgeving. Aan het einde van de middag worden we door enkele dorpsoudsten in traditionele klederdracht geïntroduceerd op het dorpje zelf: een foldermoment. We drinken cassiri (cassavebier).
Sinds 1999 beschikt het dorp over een school, opgezet door de Nederlandse Kauffmanstichting. Apart, dat hier, in het Amazonegebied, Nederlandse les wordt gegeven! De eerste twee gediplomeerden zullen dit jaar een vervolgopleiding in Paramaribo gaan volgen.
Wan pipel
Paramaribo, 20 september 2005
Ik heb mijn appartement een dweilbeurt gegeven. Mieren nemen bezit van mijn ruimte en cruisen van kast tot bed en omgekeerd, op zoek naar voedsel. Als ik buiten een emmer water leeggooi, laat Jenna me kennis maken met Pim de la Parra, die bij haar op bezoek is. Hij heeft een kwieke sympathieke oogopslag. Hij vraagt of ik Wan Pipel heb gezien. Helaas moet ik ontkennend antwoorden. “In Nederland is hij op DVD verkrijgbaar.” tipt Pim. Hij nodigt me uit voor zijn persconferentie over de opening van de eerste Surinaamse filmacademie. Snoop Dog heeft een rat gevangen op het erf. Hij is een buitenhond, zoals Jenna dat noemt: functioneel als waakhond en dus ook tegen ratten en aanverwante indringers. Als de schemer invalt, haal ik mijn fiets van stal voor een tochtje over de Wijdenboschbrug, die als een indrukwekkende boog over de Surinamerivier spant. Op een oude fiets valt dat tegen. Niet alleen is de brug steil, zes procent, de hitte en de tegenwind verhogen de moeilijkheidsgraad. Automobilisten draaien hun raampjes open en schreeuwen mij lachend toe. “Kijk die Bakra zich druk maken” zie ik ze denken. De Surinamers zelf stappen van hun fiets om de brug te voet te bedwingen, ook enkele jongeren. Het TV-journaal toont later op de avond beelden uit Nederland: prinsjesdag 2005 en de troonrede.
Raleigh-Creda
Nickerie, 18 september 2005
Scharrelend door Nickerie zie ik erfbranden opflakkeren. De schone was van buren hangt op enkele meters te drogen. Overal klinkt harde muziek. Merengue, maar ook Hindostaanse klanken, dalen vanuit veranda’s neer in de openbaarheid. Ook hier weer de veelkleurigheid. Ik leg een tocht van tien km af in de brandende zon. Veel bekijks. Een meisje zwaait, een gezette vrolijke man op een brommer, hij lijkt erg op Quintis, roept: “lekker weertje hè?” Ik praat met een aantal jonge wielrenners, die langs de weg staan uit te rusten. Ze dragen oude rood-oranje Raleightruien van de voormalige Peter Postploeg. Hun fietsen ogen zo’n vijftien tot twintig jaar oud: staal met handversnellingen. Ze beklagen hun materiaal. “Alleen in Paramaribo is op één plek goed materiaal verhandelbaar, maar duur”, zegt een van de jongens. Ze zijn op zoek naar sponsors, “maar dat is heel moeilijk”. Op de terugweg, in de namiddag, stopt een auto langs de weg. De bestuurder draait zijn raam open en zegt tegen mij: “uw aanwezigheid in Suriname interesseert mij zeer”. Achterin de auto zitten twee kameraden. De chauffeur is dronken en kijkt erg wazig uit zijn ogen en praat met lange pauzes tussen de woorden. “Ik ben politieman, maar niet on duty. Daar achter moet je niet lopen, daar wordt drugs verhandeld”. Zegt hij. Vriendelijk volgt een groet, en wordt de auto weer in beweging gezet. Even later bezoek ik tegenover mijn hotel een Indiase markt. In de avond meen ik een café met buitenterras te herkennen. Als ik het terrein op loop, zie ik dat het om een Hindostaans familiefeest gaat. Ik wil teruglopen, maar wordt toch glimlachend ontvangen.
I have a dream
Nickerie, 18 september 2005
Ik heb mijn verblijf in Nickerie met een dag verlengd. Er heerst een ontspannen rust. Ik maak een lange tocht langs de Nickerierivier, over de Zeedijk. Ik zie twee platgereden slangen op de weg, en een dode leguaan in de berm. Verderop, aan de oever van de rivier, ligt een vers kadaver van een hond in de modder, de vier poten in de lucht. Ook hier wordt veel troep gestort: afval, hout en zelfs afgedankte televisies. Een andere bezienswaardigheid: stoffige magere koeien in een tropisch landschap, tussen de palmbomen. Melk is hier in plastic zakken verhandelbaar, sinds kort ook in de bekende kartonverpakking. Gisteravond belandde ik op een terrras. Ik werd vaak aangesproken. Soms door onbetrouwbare types, meestal door vriendelijke mensen. Van de eerste soort kwam iemand aan mijn tafel zitten, een Hindostaanse jongen. Hij vuilbekte over creolen en sloeg onbegrijpelijke taal uit. De creolen en Hindostanen lijken hier strikt gescheiden te leven, anders dan in Paramaribo. Ik zag een creool in de tuin werken van een Hindostaan. De Hindostanen lijken welvarender: er zijn veel rijstboeren in de omgeving. Snel liet ik de jongen achter op het terras en ging op zoek naar een betere locatie. Die vond ik. Een bar met alleen creolen, deels buiten gegroepeerd rondom enkele tafeltjes. Binnen wachtte een sfeervol schemerverlicht antiek interieur met veel hout. Achterdoor bleek zich een tweede ruimte te begeven. Voorzichtig maar nieuwsgierig stapte ik hier binnen. Op een schoolbord stonden de letters –75- te lezen en “Happy birthday”. De jarige bleek een vrouw in traditionele klederdracht, tevens stralend middelpunt. Vrouwen zaten in rijen op klapstoeltjes te luisteren naar een toespraak van Martin Luther King, die uit een muziekinstallatie klonk. De trillende beladen stem van King vulde de ruimte, in stilte aangehoord. Één vrouw schoof een stoel in mijn richting. Onopvallend schoof ik aan. Een onzichtbare draad van lotsverbondenheid veroorzaakte een voelbare emotie. “So why is it, that only the WHITE people have acces… I Have a dream” Langzaam kwamen ook de mannen binnenlopen, die eerder in de andere ruimte zaten. King maakte plaats voor blues, merengue en salsa. Vrouwen en kinderen bewogen soepel op de maat van de muziek: aangeboren souplesse. Ook ik ontkwam er niet aan en werd door twee vrouwen de dansvloer opgetrokken, onder luid gejoel. Ik kreeg diverse drankjes en hapjes toegestopt. Tot vroeg in de ochtend was ik te gast. De jarige,een kwieke oude dame met een gouden doek om haar hoofd, blikte tevreden naar de dansvloer. Een digitale camera legde het een en ander vast. Waarschijnlijk sta ik in het familliealbum: verdwaalde blanke gast in Nickerie. De hemel werkte mee met een volle maan. Dankbaar en voldaan, na zoveel warmte en gastvrijheid, zocht ik uitgeput mijn hotelkamer op.
Geen oude schoenen weggooien
Paramaribo, 16 september 2005
In een winkel in de Zwartenhovenbrugstraat koop ik een nieuw notitieboekje. Een verkoper vraagt waar ik vandaan kom. “uit Limburg.” Hij leidt me naar achter in de winkel waar het rustiger is. Hij wijst naar een paar schoenen en peilt mijn interesse. Niet echt mijn smaak. Een conversatie volgt. “Jij moet bij mij soep komen eten, wanneer kom je? “ En even later: “Jij moet een Hindostaanse vrouw trouwen, mijn zus is mooi.” Ik beloof om eerst mijn moeder in Nederland te informeren over het aankomend huwelijk en been snel weg, op mijn oude schoenen. Bij een reisorganisatie boek ik even later een trip van een kleine week naar Palumeu, een plaatsje in het amazonegebied aan de Braziliaanse grens waar een ecoresort ligt nabij een indianendorp.