Archief | januari 2012

Bangkok-Amsterdam

Bangkok, 23 juli 2011

Tijdens een rit prijst een taxichauffeur Thaksin de hemel in en verwijst de beschuldigingen van corruptie naar het rijk der fabelen. Alle grote projecten, zoals de skytrain, zijn volgens hem aan Thaksin te danken, net zoals de verhoging van het minimumloon. Volgens de chauffeur leidt dit niet tot inflatie. De prijzen voor de skytrain worden namelijk verlaagd naar 70 baht. Goedkoop vervoer. Alle vertrouwen. Een politieman verdient ruim 200 dollar per maand. Niet genoeg. Zelfs niet bij de gratis behuizing die hem ter beschikking wordt gesteld. Corruptie is een welkome aanvulling. Eerder zag ik een buschauffeur een motoragent een bankbiljet toeschuiven. De auto rijdt langs de plek waar vorig jaar mensen in protest hun leven verloren. Verderop een school. Sinds vijf jaar wordt het onderwijs op de lagere school tweetalig gedoceerd: Thais en Engels. Kinderen in uniform spelen op het plein. Op de muren van het schoolgebouw is de tweetalige gedachte verwoord. Eerder vandaag bezocht ik een kunsttentoonstelling van het koninklijk huis. Overdadig goud, diamant, tierlantijntjes en met zilver ingeweven textiel. Over de koning niets dan goeds! Het mag het volk wat kosten.  Ik stap uit de taxi. Een laatste tocht door China Town en de Indiase buurt. In een Indiaas restaurant wordt driftig gehandeld. Een man met een tulband telt bankbiljetten. Mensen met nieuwe audioapparatuur verlaten het pand. Ik lees in de Bangkok Post, dat de economische ontwikkelingen van Thailand achter blijven in de regio. Er wordt teveel gekoerst op het toerisme. Te weinig innovatie.

Om 22.00 u. sta ik in de vertrekhal van de luchthaven. Melancholisch, moe en verdoofd door de indrukken. Voorbij.

Enrique

Hanoi, 21 juli 2011

Ik tref Enrique, de Cubaan en levensgenieter die ik een jaar geleden heb leren kennen. Hij neemt mij mee op stap. Enrique is eigenaar van een restaurant, hij is getrouwd met een Viëtnamese. We bespreken de ontwikkelingen in het land. Hij beaamt de opkomende hebzucht van mensen, die hand in hand gaat met het besef dat er iets te halen valt. Onrust. Veel mensen leven in armoede maar zien in de stad een etalage van mogelijkheden. Opdringerigheid. Geld gaat steeds meer regeren. Voor wat hoort wat. Tegelijk is het leven vitaal en boeiend.

Markt (2)

Bus, 21 juli 2011

Communisme is exponentieel kapitalisme. De mondiale culturele eenwording is binnen handbereik. Alles is vermarkt. Alle Menschen werden Brüder: shopping als hoogste ideaal, mondiaal uitgezaaid. Per bus terug naar Viëtnam. Ik sta geparkeerd aan de Chinese kant van de douane. Een soldaat stuift de bus binnen, inspecteert de papieren. Opnieuw de stresstest aan een grens: bus uit. Bagage eruit. Papieren invullen. In de rij staan. Douanestempels die het moment vereeuwigen. Rugzak door de scanner. Mijn bronzen MAO-beeld, dat later van blik blijkt te zijn, wordt niet ontdekt. Vooral de Viëtnamezen zijn rasbureaucraten. Terwijl de Chinezen met een electronisch knoppensysteem hun klantvriendelijkheid laten beoordelen (!) onstaat aan de andere zijde totale chaos. Drie geuniformeerden die paspoorten innemen. Vervolgens voltrekt zich een onoverzichtelijk schuiven van documenten en het afroepen van namen. Veel Chinezen vouwen een bankbiljet in hun paspoort, dat door de Viëtnamezen gretig wordt geaccepteerd. Zelf weiger ik dat, wat me extra wachttijd kost: de official inspecteert mijn paspoort alsof hij de krant leest en geeft het daarna nog een keer aan een collega. Uiteindelijk krijgt ook mijn pas een stempel. Buiten wachten weer extra controleposten.

Van Gogh

Yangmei, 20 juli 2011

Yangmei heeft meer van een dorp. Er wonen voornamelijk oude mensen. Sommige mannen met amper een broek aan het gat. Overal zijn de ouderen bezig met hun handen:  knoflook schillen, mais pellen. Hele pleinen bestrooid met mais geven het plaatsje een schijn van een Van Gogh-tafereel. De authenticiteit laat naar zich raden. Aan de rand van de bebouwing zie ik enkele dure nieuw gebouwde panden, naast een bankfiliaal.

Yangmei

20 juli 2011

Per taxi over onverharde stuiterende wegen naar het oude stadje Yangmei. Buiten het stedelijk gebied laat de Partij het afweten. Wat een erbarmelijkheid. Verwaarloosde wegen. Uiteindelijk bereiken we Yangmei, gebouwd tijdens de Sing Dynastie, meer dan duizend jaar terug. Het plaatsje, erg aandoenlijk en pittoresk, beleeft een voorzichtig begin van toerisme, met name uit het binnenland. Gelegen aan een brede rivier, waarlangs een terras op een houten veranda, waar ik met twee studenten een uitgebreide maaltijd deel. Het tempo van Yangmei volgt letterlijk os en kar. Naast onze tafel wordt een kip geslacht, het meest veelzijdige stukje vlees. Smekkend aan tafel die Chinezen. Toch hebben ze tafelmanieren: bedienen de andere disgenoten.

Park

Nanning, 19 juli 2011

Aan de zoom van het park wordt gedanst. Luide muziek. Ouderen en jongeren onder het loof. Iedere ochtend wordt langs de rivier tai chi bedreven. Op een complexe manier zijn traditie en moderniteit vervlochten.  Nog altijd is de maaltijd een collectieve belevenis. Iedere werkdag begint bij het personeel met een soort motivatiebijeenkomst, waar gezongen en geklapt wordt. Het is de vraag of deze gebruiken zijn opgewassen tegen de oprukkende invloed van het kapitalisme. De media worden beheerst door drama, consumptie en de schoonheidsindustrie. Het westerse ideaalbeeld in een Chinese mal gegoten. Géén buitenlandse kranten. Wel CD´s van Lady Gaga en programma´s  als China´s Got Talent op tv. Zoals verwacht is het internet op partijkritische onderdelen geblokt, zo merk ik in een internetkelder, maar voor de rest vrij toegankelijk. Mensen lijken er niet wakker van te liggen. Net als in Nederland krijgt de belevingsindustrie veel aandacht. Ondertussen vermaak ik mezelf opperbest. Mensen zijn erg gastvrij en toegankelijk. In restaurants wordt drank en spijs met mij gedeeld. Erg leuk. Zo krijg ik verhalen mee. Van studenten die naar het verre Beijing gaan studeren en daar bij famillie onderdak hopen te vinden. Mensen zijn nieuwsgierig en leergierig. Sommige jongeren beheersen het Engels.

 

Markt

Nanning, 19 juli 2011

Verderweg, na een oversteek naar het zuiden van het station, ligt een enorm park, omringd door met reclame behangen grote gebouwen. Shoppingmalls. Kleurige billboards vormen een facade van de verouderde hoogbouw. Tegelijk worden nieuwe torens bijgebouwd met meer luxe. Onder de stad een kilometers lang gangenstelsel  met alleen maar winkels. Prullaria, kleding en schoenen voornamelijk. Álles is markt. Het westers schoonheidsideaal overheerst. Volgens een Chinese variant. Chinese modellen en muziek. Heel Nanning is ondertunneld met winkelplezier. Onvoorstelbaar. Aangenaam verdoofd onderga ik de sfeer. Bij een verderop gelegen plein wat kwakzalverij, met op de grond pornofoto’s die de werking van een sexpil moeten bewijzen. Met gebaren maakt de verkoper de werking duidelijk. Veel omstanders. Iedereen lacht. Zeker als ik er bij kom staan. Het schouwspel krijgt een vervolg als met twee plastic poppen de coïtus wordt gesimuleerd. No Problem. Het omringend publiek vindt het prachtig. Foto’s met de meest verderfelijke huidziektes liggen ter illustratie op de grond. Allemaal door deze meneer te genezen. Ter plekke laat een man een aandoening op zijn been behandelen en stroopt zijn broek omhoog. Zonder pardon wordt een kale naald in zijn kuit gestoken. De patiënt schreeuwt. De plek wordt met een stuk toiletpapier afgedekt. Zó. Dat is geregeld. De nabijgelegen boulevard toont het spel van enorme flats in een flikkering van neonreclame. Overal herrie. Voor de winkels wordt de waar met een megafoon aangeprezen. Aan de markten en de malls komt geen einde. Twee blinden met alleen oude kleren en een stok, raken hopeloos verloren, elkaar vasthoudend. Tastend en kwetsbaar op een druk verkeersplein. De wereld wentelt om hen heen.

 

Zonsverduistering

Nanning, 18 juli 2011

In de namiddag schenkt een smoglaag de stad een schemerachtige aanblik, als de zon nog niet klaar is met zijn werk. Het lijkt een zonsverduistering. Ik breng Laury, die haar tocht door China vervolgt, naar het station. Om een ticket te bemachtigen stond ze vanmiddag in een rij van een paar honderd meter. Afscheid. Verder. Zelf koop ik alvast een busticket naar Hanoi, van waaruit ik terug zal vliegen. De reis kantelt langzaam terug naar Nederland. Ik probeer een gevoel van melancholie te onderdrukken: voorlopig heb ik nog een paar dagen in China. Ik lees dat er méér dan vijfendertig etniciteiten zijn in Nanning. Economische groei: tussen tien en vijftien procent per jaar, dankzij de vele fabrieken. Kennelijk is ook Nanning een werkplaats van de wereld.

 

Klankkast van leven

Nanning, 16  juli 2011

We stappen een restaurant binnen, rond het middaguur volledig gevuld met tafelende Chinezen aan grote ronde tafels. Traditie. Voor de maaltijd wordt het werk meteen stilgelegd. Eten in gezamenlijkheid. Er wordt gedobbeld. Prachtige atmosfeer.  Mensen kauwend, gesticulerend, spuwend en eten ronddelend vanuit grote afgevulde schalen.  Potten thee gaan in een cirkel langs de gasten. Kleine glaasjes met sterke drank, in een snelle klok geleegd.  Oorverdovend lawaai. Stemverheffingen. Het lokaal lijkt wel een klankkast. Zóveel uitbundige sociabiliteit. Mensen lachen naar ons en wijzen.

De menukaart toont enkele Engelse begrippen. Ik bestel ‘whine’. Lang niet meer gehad. Voor het eten laten we ons verrassen. En dat lukt: schalen met de meest bizarre zaken worden dampend op tafel gezet. Alleen de rijst is vertrouwd. De wijn blijkt een fles sterke drank van 60% met een soort hagedis erin. Laury en ik lachen onophoudelijk.

 

 

Pantomime

Nanning, 15 juli 2011

Nanning is een stoffige maar levendige stad van bijna zeven miljoen inwoners, met een vervuild kanaal, de Yong rivier, een prachtig stadspark en eindeloze hoge gebouwen en shoppingcentres. Er heerst een plezierige sfeer. Geen westerlingen. Laury en ik zijn een bezienswaardigheid.  Toch zullen in deze grensplaats vaker vreemdelingen op doortocht zijn. De zoektocht naar een slaapplaats voert naar een hotel, waarvan het personeel ons negeert en doet of we onzichtbaar zijn. We wachten tevergeefs. Dan maar naar het volgende adres, waar we met een brede glimlach tegemoet worden getreden. Het duurt even voordat duidelijk wordt dat we allebei een eigen kamer willen. De jongen en het meisje van het hotel spreken geen woord Engels en wij bijna geen woord Chinees. Heftig gebarend wordt het uitgelegd. Dan verdwijnen onze rugzakken naar de bovenste etage.