Mekong
Phnom Penh, 5 juli 2011
Ik breng de ochtend door aan de kade van de Mekong. Een aangename bries houdt de hitte op afstand. Na een bezoek aan het paleis en een tempel, laat ik me het schouwspel van de stad welgevallen. De invloed van India, dat in Cambodja het hindoeisme en het boeddhisme heeft achtergelaten, is merkbaar. Later op de dag beland ik met twee reisgenoten in een traditionele dansgelegenheid, net buiten het centrum van Phnom Penh. Alle generaties draaien in een langzaam tempo in concentrische cirkels over de dansvloer, hun handen gracieus wentelend.
Coffin Shop
Phnom Penh, 4 juli 2011
In een rij winkels loop ik tegen een uitverkoop van coffins aan. Hilarisch. De gemiddelde levensduur in Cambodja is slechts 58 jaar. Vandaar. Een kwestie van vraag en aanbod. De armoede is invoelbaar en laat op straat zijn ware gezicht zien in de vorm van stof, oude lappen, gelooide huid, tienermoeders en bedelaars. Het basissalaris in de stad is ongeveer 80 dollar per maand, dat afhankelijk van fooien of bijverdiensten tot 500 kan oplopen. Zo’n 85% van de Cambodjanen is voor wat inkomen betreft op landbouw aangewezen.
Humor
Phnom Penh, 4 juli 2011
Cambodjanen kunnen een grap wel waarderen, leer ik tijdens een avond stappen. Dat zit in de volksaard. In een bar haal ik de stekker van een groot verlicht display met pakjes sigaretten uit het stopcontact, waarmee tevens alle lampen van de bar uitvallen. “Now we stop smoking” zeg ik. Een lachend Cambodjaans-Brits gezelschap reikt een borrel aan.
Phnom Penh
3 juli 2011
Rond middernacht arriveer ik in de hoofdstad. De stad biedt de aanblik van een labyrinth van telkens wisselende straattaferelen. De informele 24-uurseconomie van Zuidoost Azië: altijd kunnen kopen, eten en leven op straat. Gejoel. Drukte. Dampen van eten en uitlaatgassen. Welkom in Phnom Penh. Langs de Mekong liggen vele restaurants en bars, met wiekende ventilatoren aan het plafond en uitzicht over de rivier. Ik pin Amerikaanse dollars, officieel betaalmiddel naast de eigen Riel. Hoogbouw en shoppingmalls ontbreken in het straatbeeld.
Grensovergang Cambodja
2 juli 2011
Het voelt als de eerste reisdag. Vanochtend met een bus naar de Cambodjaanse grens. Vóórdat ik er erg in heb, ligt mijn bagage in een handkar en word ik aan de douane door allerlei mannen die zich om mij heen groeperen, naar een medisch loket gedreven, dat ik uiteindelijk weet te ontwijken. In de LP las ik eerder, dat je hier getemperatuurd en getild wordt: betalen. Een Thais-Fins stel, eerder in dezelfde bus als ik, staat braaf in de rij en wil niet naar mijn waarschuwingen luisteren. De mannelijke Finse helft van het stel, lag vanochtend in comateuze toestand in de bus, “alcoholvergiftiging” , vertelde zijn vrouw. Het lukte ons tweeën niet hem wakker te krijgen vóór de grens. Drie loketten, drie formulieren en twee extra controles verder, toont mijn paspoort een visum van het Koninkrijk Cambodja. Achterop de motor vervolg ik mijn tocht per easy rider door het uitgestrekte landschap, op weg naar een kilometers verderop gelegen bushalte. Daar wacht in het rode zand een verouderde bus naar Phnom Penh.