Deniyaya
Deniyaya, 1 februari 2014
We lopen over een rotsachtig pad, dat slingert van het terrein van ons verblijf tot aan een kruising in de rijstvelden. Enkele mannen staan op een houten steiger. Anderen sjouwen bouwmateriaal op hun schouder. Lieftallige houten huisjes zijn amper zichtbaar tussen het gebladerte. Kinderen roepen en wuiven. We maken een lange klim naar een tempel. Onderweg toont de natuur zich in alle pracht. Dorpsbewoners, gewikkeld in een sarong, lopen op blote voeten een heuvel op. Bij alle mensen breekt een glimlach door in het voorbijgaan. Het toerisme is nog pril, de irritatie nog ver. Alles lijkt hier in evenwicht. Apen geven een acrobatische voorstelling op het tempelcomplex. We zien een lange rij van mensen, die hand aan hand bakstenen aan elkaar doorgeven voor een aanbouw van het bestaande tempelgebouw. Ieder jaar is er een vergelijkbaar ritueel, om elkaars betrokkenheid en verbondenheid te tonen. We lopen verder naar het hart van Deniyaya. Het is verbazingwekkend dat een plek nabij het regenwoud zoveel activiteit ontwikkelt. Er wordt druk handel gedreven, van in kleine van hout vertimmerde winkeltjes, tot moderne grote bankfilialen. De thee-industrie brengt veel geld. We wisselen een flinke stapel bankbiljetten in een bankfiliaal. Binnen regeert de moderne tijd van glas, staal en marmer. Westers popmuzikaal behang, maar niet lang: de stroom valt uit. Ook hier vele administratieve handelingen, net als het hand in hand doorgeven van de bakstenen: vele handen komen eraan te pas. Overal zien we mannen in een gesprek de typische wiegende hoofdbeweging maken.