Colombo
Colombo, 12 februari 2014
Het treinstation van Galle lijkt op een bijenkorf: drukte en gedoe. We stappen in een oude trein met plafondventilatoren, die ons in enkele uren naar de hoofdstad zal brengen. Een mensenmassa stuwt de trein in. Eenmaal op weg spoeden passagiers zich naar de gangpaden. Verkopers met fruit op het hoofd en gouden kettingen aan de hand zetten een keel op, terwijl ook zij een weg door de coupés forceren. Een oude blinde man voert aan de hand van zijn dochter een relaas en houdt zijn hand op. Bij ieder station stappen er nieuwe handelaren in de trein: meestal met drank of snacks van deeg. De route volgt de kustlijn. Krottenwijken schieten aan ons voorbij. Ze vallen in het niet bij het oogverblindende strand, de palmbomen en de zon, iets verder naar de einder. Een jonge vrouw geeft haar baby de borst, terwijl mensen met een staanplaats in de verdrukking raken. Bij aankomst in Colombo persen nieuwe passagiers zich de trein in, terwijl wij, die toch graag naar buiten willen, geen kans krijgen de bagage te grijpen en uit te stappen. Uiteindelijk werpt één jongen zich voor ons op en lukt het met voorzichtig geweld alsnog de trein te verlaten. Handkarren staan klaar op het perron. Oude verrotte treinen op het station vormen een contrast met de digitale aanduidingen in de aankomsthal van Colombo. Het land schakelt over vele snelheden: van schrijnende armoede tot peperdure luxe.